De CD: "Respect kun je tonen door te zingen" , aldus Folkcorn in de hoestekst van de CD "Laet ons den landtman loven", uitgebracht door Munich Records (Wageningen). Alle liedteksten hebben te maken met de boer, het leven op het land en de producten van het land in brede zin. In lijn met het thema zijn veel instrumentaaltjes ontleend aan een bundel met een boer in de titel, namelijk "Oude en nieuwe Hollantse boerenlieties en contredansen", uitgegeven tussen 1700 en 1716.
De titelsong beschrijft het lot van de arme landbouwer die zich in het zweet werkt om de wereld van voedsel te voorzien en daarbij te maken krijgt met vele bedreigingen: "Laet ons den landtman loven met sanghe ende vruecht./ want hi gaet al te boven om sijn loyale duecht;/landouwen, sloten, steden daghelijcx spijst ende voet/met sijn sweetighe leden den edelen landtman goet,/daert al by leven moet."
De muziek werd opgenomen op 19 en 20 november en 3 december 2001 in Studio Van Schuppen, Veenendaal (Techniek Jochem Geenen m.m.v. Eva Blankespoor).
Deze productie werd mede mogelijk gemaakt door steun van Wageningen-UR en Munich Records, beide te Wageningen. Het repertoire is ontleend aan de volgende bronnen:
Oude en nieuwe Hollantse Boerenlieties en Contredansen (1700-1716); De Coussemaker: Chants populaires des Flamands de France__1856_; S.J. van der Molen: De Friese Tjalk (1969); Fl. van Duyse: Het oude Nederlandsche lied (1903); Erk & Böme: Deutscher Liederhort (1893); Ad. R. Lootens & J.M.E. Feys: Chants populaires des Flamands II (1879); Marie Veldhuyzen: Prisma Liederenboek (1965).
Uit de hoestekst:
De boer moet worden geprezen want zonder hem hadden we geen eten. Deze boodschap komen we keer op keer tegen in de eeuwenoude schat van de Nederlandse volksmuziek. Waarom is er voor de boer niet meer respect? De hoge heren feesten, maar de boer zwoegt op het land, aldus de titelsong van deze CD. Hij wordt geplukt van alle kanten: de belasting, de kerk, soldaten, de molenaar. Niemand lijkt er bij stil te staan dat 't toch de boer is "daer 't al bij leven moet".
Respect kun je tonen door te zingen. Daarom heeft Folkcorn uit de traditionele Nederlandse volksmuziek teksten en melodieën bij elkaar gebracht die gewijd zijn aan het boerenleven en in bredere zin aan voeding en drank, die immers ook door de aarde worden voortgebracht. Dat betekent, gelukkig, dat er ook wat te vieren is. Want we hebben het ook over wijn en wildbraad en andere spijzen die het leven goed maken.[] Toevallig wonen de muzikanten van Folkcorn in een stad waarin ze alles weten van boeren en van voeding in het algemeen: Wageningen. De huidige, in binnen- en buitenland bekende Universiteit (Wageningen University and Research) is voortgekomen uit de Rijkslandbouwschool die daar in 1876 werd opgericht. Eigenlijk zet deze CD dus ook dit centrum van kennis over de boer in het zonnetje. Daarbij komt dat de productie van deze CD eveneens een puur Wageningse aangelegenheid is. De CD verschijnt op het label van Munich Records B.V., van Job Zomer, die ook de eerste drie LP's van Folkcorn (opgericht in 1972) heeft uitgebracht: "Welkom gesellen", "Goedenavond Speelman" en "Al Vol". Wageningen (stadsrechten sinds 1263) ligt als een soort drielandenpunt tussen drie landschappen: De Gelderse Vallei (de weilanden en pluimvee), de Veluwe (de bossen) en de Betuwe (boomgaarden en rivieren). Folkcorn zit daar goed en wie de repetities van dit enthousiaste viertal kent weet dat het met het onderwerp van deze CD ook wel goed zit: Spijs en drank zijn royaal aanwezig en hebben menigmaal recht uit het hart tot de uitroep geleid "Laat ons den landtman loven!".
Bronvermeldingen:
A Oude en nieuwe Hollantse Boerenlieties en Contredansen (1700-1716)
B De Coussemaker: Chants populaires des Flamands de France (1856)
C S.J. van der Molen: De Friese Tjalk (1969)
D Fl. van Duyse: Het oude Nederlandsche lied (1903)
E Erk & Böme: Deutscher Liederhort (1893)
F Ad. R. Lootens & J.M.E. Feys: Chants populaires des Flamands II (1879)
G Marie Veldhuyzen: Prisma Liederenboek (1965)
[3:15]
(bron: D, nr. 224)
Dit lied beschrijft het lot van de (arme) landbouwer die zich in het zweet werkt om de wereld van voedsel te voorzien en daarbij te maken krijgt met vele bedreigingen, met name die van de maatschappij om hem heen en die hem het werken er niet makkelijker op maakt..
Laet ons den landtman loven met sanghe ende vruecht,
want hi gaet al te boven om sijn loyale duecht;
landouwen, sloten, steden daghelijcx spijst ende voet
met sijn sweetighe leden den edelen landtman goet,
daert al by leven moet.
Hertoghen, prinsen, graven, sullen si zijn ghespijst,
den landtman moet beslaven, thes recht datmen hem prijst;
als heren triumpheren en schaffen huypschen moet,
men siet hem laboreren, den edelen landtman goet,
daert al by leven moet.
Dan is hi van die papen om zijn thiende gequelt,
die costers staen en gapen om eyeren, schooven oft gelt,
susters ende baghijnen om hebben elc hen groet;
dus laet hi vanden sijnen den edelen landtman goet,
daert al by leven moet.
Die iaghers en serganten die zijn oock geerne verblijt,
want si hem voor terwanten en boeven hebben bevrijt;
den molenaer van den mele, als hi ter molen doet;
schept diepe, God weet hoe veele, vanden edelen landtman goet,
daert al by leven moet.
[2:35]
(bron: A, nr. 592)
[3:13]
(bron: D, nr. 373 / C, nr. 75)
De tijd waaruit dit lied stamt is onbekend, maar gaat waarschijnlijk terug tot de middeleeuwen. Het beschrijft een ritueel, waarin een pinksterblom (een symbool van maagdelijkheid) in een processie wordt rondgereden, als symbool van de vruchtbaarheid waar men dat jaar naar uitkijkt van de nog onbewerkte akkers. We hebben hier geput uit diverse bestaande versies van dit lied.
Hier komt onze fiere pinksterblom
en die komt van't lange jaar niet meer wederom.
Haar voetjes treden voort, zij was welgemoed
en droeg er een rozenkrans al om haar hoed.
Zij had haar vaders' staf in de hand
en daarmee reed ze naar het Morgenland.
Het Morgenland lag achter de deur
en daar stonden drie hupsche mooi-meiskes veur.
De ene die was rein en de ander die was klein
en de derde die schonk er mij een glaasje koele wijn.
Is dat dan geen fiere pinksterblom
en zij komt van 't lange jaar niet meer wederom.
En als dat lange jaar ten einde was,
mooi Anneke moest er in de krame.
Is dat dan geen fiere pinksterblom
en mooi Anneke dat is er hare name.
[2:50]
(bron: D, nr. 221 / E, nr. 1539)
Het thema van een boerenzoon, die het landleven beu is en besluit om zich als matroos aan te monsteren is al eeuwenoud en is ondermeer te vinden in het Antwerps Liedboek__1544_onder de titel "Bistu een crijgher oft bistu een boer". We hebben hier gekozen voor een Oostfriese versie van "Henneke Knecht", met een (nogal) vrije vertaling door Laurens.
Hansje knecht wat wil je doen,
wil je verdienen je oude loon,
en je leven lang nog zwoegen,
'k zal je geven nieuwe schoenen,
en laat de boer maar ploegen.
Hansje zwoer een dure eed,
al deed't mijn vader en moeder leed,
het ploegen wil ik laten,
'k zal er gaan al op de zee,
al op des Heeren wat'ren.
Toen Hansje bij de haven kwam,
ging hij voor een scheepsman staan,
sprak, schipper, goede heere,
wil je mij als schippersknecht,
het zeemansvak gaan leren.
'k wil je er wel nemen aan,
maar kun je als schippersknecht wel staan,
recht al aan scheepsvoorde,
ik hoor er aan je woorden wel,
je bent van boeren-oorde.
Hansje zwoer een dure eed,
geen andere man is zo gereed,
voor alle zeemanstaken,
ik ben in mijnen doen zo sterk,
als eene wilde drake.
Toen Hansje knecht kwam op de zee,
stond hij als een verdwaalde ree,
geen woord kon hij meer spreken,
hij dacht er hier en hij dacht er daar,
zijn hart dat stond op breken.
Hij stak zijn hoofd al buiten boord,
urenlang sprak hij geen woord,
maar dacht ter zelver stonde,
ach had ik de ploeg maar in mijn hand,
ik stond op vaste gronden.
[2:17]
(bron: A, nr. 59)
[1:50]
(bron: B, nr. 106)
Het boerenleven was gelukkig niet continu een kwestie van zweten en zwoegen. Op de jaarmarkten en kermissen was er zo nu en dan wel het nodige aan ontspanning te beleven.
Sa boer, zit op uw stoel! (2x)
Zit al op uw kermisstoel,
kermis, kerremis, kermisstoel,
zit al op uw stoel!
Sa boer, kies nu uw wuf! (2x)
Kies nu al uw kermiswuf,
kermis, kerremis, kermiswuf,
kies al nu uw wuf!
Sa boer, dans met uw wuf! (2x)
Dans al met uw kermiswuf,
kermis, kerremis, kermiswuf,
dans al met uw wuf!
Sa boer, ga uit de dans! (2x)
Ga al uit de kermisdans,
kermis, kerremis, kermisdans,
ga al uit de dans!
[4:11]
(bron: A, nr. 43)
[1:37]
(Giovanni Giacomo Gastoldi)
Een lied van de Italiaanse componist Gastoldi, dat reeds in de 16/17 e eeuw van een Nederlandse tekst is voorzien. Het beschrijft de vele lekkere dingen die men zoal kan aantreffen in het Luilekkerland waar men, eenmaal daar aangeland, de rest van zijn leven kan smullen van overheerlijke dingen.
Niemandt kan geraecken,
En de vreugden smaecken,
Van't luyleckerlandt,
Oft hy moet syn getandt,
Want eerst in Hongery',
Moet hy den bergh van boeckweybry,
Doorbyten met geweldt,
Dan comt hy in het veldt,
Daer hy van als met spoedt,
Ghenieten sal in overvloedt.
Gebraeden Kapuynen,
Sitten daer op tuynen,
Die gevlochten sijn,
Van worsten groff en fijn,
De Verckens wel gespeckt,
Lysters, en Sneppen lanck gebeckt,
Loopen daer in het wust,
Gekoockt naar ieders lust,
En met claer sonneschyn,
Regent daer by den Rynschenwyn.
[2:54]
(bron: F, nr. 108)
Een wat vrije muzikale interpretatie van een oorspronkelijk Vlaams kinderliedje dat (waarschijnlijk) verwijst naar het gezegde: "wat de boer niet kent dat eet hij niet".
Boerinneke van buiten,
en koopt gij geenen visch?
Bah, neen m'n lieve zusterken
'k en weet niet wat dat is.
'T is haring, 't is paling,
't is verse kabeljauw-jauw-jauw,
't is haring, 't is paling,
't is verse kabeljauw!
[4:59]
(bron: A, nr. 41 / A, nr. 23)
[4:29]
(bron: A, nr. 6 / B, nr. 117)
Een soort potpourri van een dans uit de Boerenlieties, etc. en een Vlaams kinderlied, waarvan de strekking van de tekst (ons) nog steeds niet geheel duidelijk is.
Den krepelaer ging wandelen,
en hy nam er Ballotje mee;
hy kochter a pond amandelen,
en hy deelde Ballotje mee.
Ballotje van de bale,
Ballotje van de schale,
Ballotje van de stee,
bombard dee,
en ze loeg er mee.
[5:28]
(bron: D, nr. 288)
De grote stad heeft op plattelanders altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend. Het was er minder saai, luxueus, en er lagen kansen voor ondernemende meisjes, in dit geval een dochter van een Schwab. Maar ook de soldaten zochten er vertier en de gevolgen van haar avontuur bleven niet uit. Het lied is oorspronkelijk Duits, maar kende reeds in de 16e eeuw een Nederlandse tekst.
Des hadde een Swave een dochterlijn,
si en woude niet langher dienen;
rock ende mantel woude si haen,
twee schoenen met smale riemen.
Ja, schoon isser mijn Elsselijn.
Des wildy rock ende mantel haen,
twee schoenen met smalen riemen?
so gaet Tausborch in die stadt
ende groote heeren dienen
Ja, hoe schoon isser mijn Elsselijn.
Doen si Tausborch binnen quam
al op die enghe straten,
si vraechde na den besten wijn
daer ruyters ende lantsknechten saten.
Ja, hoe schoon isser mijn Elsselijn.
Doen si inder stoven quam,
men brochte haer eens te drincken;
si liet haer ooghen omme gaen,
den beker liet si sincken.
Ja, hoe schoon isser mijn Elsselijn.
Si namen die terlinghen inde hant,
si beghonnen daer te spelen;
die daer die meeste ooghen worp,
die sliep bider schoonder vrouwen.
Ja, schoon isser mijn Elsselijn.
Doen wierp de jongste van de drie,
en hy wierp de oogjes alle:
"Och Elsje," seyd' hyer, "wel soete lief,
ghy bent mijn ten deel gevallen."
Ja, schoon isser mijn Elsselijn.
Hi nam schoon Elselijn bider hant,
bi haer snee witte handen;
hi leyse daer hi een beddeken vant,
dat groene wout ten eynde.
Ja, schoon isser mijn Elsselijn.
Mer doen si opter gassen tradt,
haer bekende hare broeder;
die eerste vrouw die hi aensach,
dat was sine liefste suster.
Ja, schoon isser mijn Elsselijn.
"Och suster," sprac hi, "suster mijn,
hoe is die reyse verganghen,
dat den roc van vore corter is,
ende achter veel te langhe?"
Ja, hoe schoon isser mijn Elsselijn.
[2:30]
(bron: D, nr. 310)
Dit zogeheten stapellied doet uit de doeken hoe het komt dat er geld is om de wijn die men drinkt mee te betalen. Uiteindelijk komt het geld van de akker die door de boer wordt bewerkt, verzorgd en geoogst, hetgeen er voor zorgt dat de economie kan blijven draaien. Een duidelijk staaltje van landbouwhuishoudkunde.
Van waer compt ons den coelen wyn?
Hy compt van Ceulen op den Ryn.
Hoe compt die meyt al aen den wyn?
Die meyt die coopt den wyn met ghelt.
Hoe compt die meyt al aen dat ghelt?
Die vrouw die gheeft de meyt dat ghelt.
Hoe compt die vrouw al aen dat ghelt?
Den man die gheeft die vrouw dat ghelt.
Hoe compt den man al aen dat ghelt?
Den boer die gheeft den man dat ghelt.
Hoe compt den boer al aen dat ghelt?
Den boer die saeyt en maeyt dat velt
en van daer so cryght den boer dat ghelt.
En het velt en den boer
En den boer en het ghelt
En het ghelt en den man
En het ghelt en die vrouw
En het ghelt en die meid
En die meid en den wyn, van Ceulen op den Ryn
En van daer dom daer compt ons den coelen wyn.
[2:29]
(bron: A, nr. 351)
[3:37]
(bron: D, nr. 252)
Niet alleen boeren deden vroeger aan landbouw, maar ook een aantal kloosterorden, vandaar dat een lied over monniken op deze CD niet mag ontbreken. Monniken waren in meerdere zin "hooggeplaatst" en monniken die besloten om toch maar de voorkeur te geven aan de aardse geneugten waren geliefde onderwerpen voor liederen in de middeleeuwen.
Jan broeder vrijt een meisje zoet, een meisje boven mate
en als haar vader niet thuis en is, hij gaat er al wat bij praten.
Hopsasa, ribedoebeda, hij gaat er al wat bij praten. Fa, la, la.
Het werd er twaalf uur in den nacht, de klokken luidden alle,
het meisje tegen Jan broeder sprak: ga en lees nu uw getyen.
Hopsasa, ribedoebeda, ga en lees nu uw getyen. Fa, la, la.
Mijn getyen die lees ik niet, de tijd is al lang vergane,
'k ben liever al bij mijn zoete lief als bij die broeders alle.
Hopsasa, ribedoebeda, als bij die broeders alle. Fa, la, la.
Jan broeder over het kerkhof kwam, de preekheer kwam hem tegen;
de preekheer tegen Jan broeder sprak: waar hebt gij vannacht gelegen.
Hopsasa ribedoebeda, waar hebt gij vannacht gelegen. Fa. la, la.
Waar ik vannacht gelegen heb, dat zal mij nooit berouwen,
ze dronken er bier en ze tapten er wijn en ze spraken er al van trouwen.
Hopsasa, ribedoebeda, en ze spraken er al van trouwen. Fa, la, la.
Jan broeder in het klooster kwam, de broeders baden allen,
den één al tegen den ander sprak: Jan broeder zal worden gevangen.
Hopsasa, ribedoebeda, Jan broeder zal worden gevangen. Fa, la, la.
Als Jan broeder dat had verstaan, dat hij zou worden gevangen,
Met enen sprong hij het venster uit en hij liet er zijn kapken hangen.
Hopsasa, ribedoebeda en hij liet er zijn kapken hangen. Fa, la, la.
Als hij een eind weegs gelopen had, toen keek hij nog eens omme,
hij riep: O kap gij duivelse kap, gij en krijgt mij niet weeromme.
Hopsasa, ribedoebeda, gij en krijgt mij niet weeromme. Fa, la la.
En die dit liedeken heeft gedicht, en ja, ook heeft gezongen,
Hij was een pater en hij heette Jan en hij heeft zijn kap ontsprongen.
Hopsasa, ribedoebeda en hij heeft zijn kap ontsprongen. Fa, la, la.
[3:10]
(bron: A, nr. 182)
[2:05]
(bron: B)
Het was kennelijk niet altijd kommer en kwel in het boerenleven. Juist doordat het boerenbedrijf zorgde voor de nodige inkomsten, konden de boeren het zich veroorloven om zo nu en dan de "mooie jongen" uit te hangen.
Waarvan gaan er de boeren, de boeren,
Waarvan gaan er de boeren zoo mooi?
Zij dorschen het koorn en verkoopen het strooi.
Daarvan gaan er de boeren, de boeren,
Daarvan gaan er de boeren zoo mooi.
Waarvan hebben de boeren, de boeren,
Waarvan hebben de boeren veel geld?
Zij karnen de butter en verkoopen de melk.
Daarvan hebben de boeren, de boeren,
Daarvan hebben de boeren veel geld.
Waarmee drinken de boeren, de boeren,
Waarmee drinken de boeren den wijn?
Ze vetten het kalf en verkoopen het zwijn.
Daarmee drinken de boeren, de boeren,
Daarmee drinken de boeren den wijn.
[2:07]
(Giovanni Giacomo Gastoldi)
Wederom een lied van de Italiaanse componist Gastoldi, dat reeds in de 16/17 e eeuw van een Nederlandse tekst is voorzien. Hier gaat het om een ode aan de muziek en zang en de daarbij behorende geneugten.
Apollo schoon, der musen croon,
prins van den snaeren clanck,
gheeft ons ghehoor door uwen choor,
den musicalen sanck.
Door wiens groote deugdt
Parnassus leeft in vreugdt
en al het wildt ghediert
altydt blydelijck swiert,
boomen en berghen swaer,
dansen samen te gaer.
Wy soecken al in het getal
der sangers saem te syn,
want sanck verheugdt der menschen vreugdt,
verdryft druc ende pyn.
Maeckt dan ons lippen reyn
met Pegasus fonteyn,
dat syn mach naer uw' leer,
onsen sanck tot uw' eer
en t'saemen aldermeest
tot vermaeck van den geest.
[3:22]
(bron: G)
Dit is in wezen geen "oud" lied (het stamt nog uit de 20e eeuw), maar het heeft veel weg van overige oudere liederen waarin het voedingspatroon gedurende de zeven dagen van de week wordt bezongen.
Wij zijn gebroeders, zoals gij ziet.
En wanneer zullen w' elkander nog eens zien
en wanneer zullen w' elkander nog eens wederzien?
Op zondag, drinkdag-zondag,
'k wou dat het altijd drinkdag-zondag wier!
Wij zijn gebroeders, zoals gij ziet.
En wanneer zullen w' elkander nog eens zien
en wanneer zullen w' elkander nog eens wederzien?
Op maandag, bruine-bonen-maandag,
dinsdag, frikadellen-dinsdag,
woensdag, metworst-woensdag,
donderdag, kalfsvlees-donderdag,
vrijdag, stokvis-vrijdag,
zaterdag, geld-beuren-zaterdag.
En wanneer zullen w' elkander nog eens zien?
De boer moet worden geprezen want zonder hem hadden we geen eten. Deze boodschap komen we keer op keer tegen in de eeuwenoude schat van de Nederlandse volksmuziek. Waarom is er voor de boer niet meer respect? De hoge heren feesten, maar de boer zwoegt op het land, aldus de titelsong van deze CD. Hij wordt geplukt van alle kanten: de belasting, de kerk, soldaten, de molenaar. Niemand lijkt er bij stil te staan dat 't toch de boer is "daer 't al bij leven moet".
Respect kun je tonen door te zingen. Daarom heeft Folkcorn uit de traditionele Nederlandse volksmuziek teksten en melodieën bij elkaar gebracht die gewijd zijn aan het boerenleven en in bredere zin aan voeding en drank, die immers ook door de aarde worden voortgebracht. Dat betekent, gelukkig, dat er ook wat te vieren is. Want we hebben het ook over wijn en wildbraad en andere spijzen die het leven goed maken. Het a cappella gezongen lied "Luyleckerlandt" geeft een hele opsomming van heerlijkheden waar de mensen in de 17e eeuw van droomden. En natuurlijk was het boerenleven niet alleen maar kommer en kwel. "Waarvan gaan er de boeren zo mooi" is bijvoorbeeld een lied dat generaties Nederlanders op school hebben geleerd: "Ze dorschen het koorn en verkoopen het strooi, ze karnen de butter en verkoopen de melk, ze vetten het kalf en verkoopen het zwijn, daarmee drinken de boeren de wijn". En ook het lied "Sa boer ga naar den dans" bezingt de boer als iemand die van feesten houdt als het harde werken gedaan is. Boeren komen niet voor niets in de titels van heel wat dansmelodieën voor. Een belangrijke verzamelbundel, waaraan diverse instrumentaaltjes op deze CD zijn ontleend, draagt zelfs de boer in zijn titel: "Hollantse boerenlieties en contradansen"(uitgegeven tussen 1700 en 1716).
Toevallig wonen de muzikanten van Folkcorn in een stad waarin ze alles weten van boeren en van voeding in het algemeen: Wageningen. De huidige, in binnen- en buitenland bekende Universiteit (Wageningen University and Research) is voortgekomen uit de Rijkslandbouwschool die daar in 1876 werd opgericht. Eigenlijk zet deze CD dus ook dit centrum van kennis over de boer in het zonnetje. Daarbij komt dat de productie van deze CD eveneens een puur Wageningse aangelegenheid is. De CD verschijnt op het label van Munich Records B.V., van Job Zomer, die ook de eerste drie LP's van Folkcorn (opgericht in 1972) heeft uitgebracht: "Welkom gesellen", "Goedenavond Speelman" en "Al Vol".
Wageningen (stadsrechten sinds 1263) ligt als een soort drielandenpunt tussen drie landschappen: De Gelderse Vallei (de weilanden en pluimvee), de Veluwe (de bossen) en de Betuwe (boomgaarden en rivieren). Folkcorn zit daar goed en wie de repetities van dit enthousiaste viertal kent weet dat het met het onderwerp van deze CD ook wel goed zit: Spijs en drank zijn royaal aanwezig en hebben menigmaal recht uit het hart tot de uitroep geleid "Laat ons den landtman loven!".