Folkcorn

Jan de Mulder

1997, CD, Clipsound CCD 97212
  • Marja van der Zee zang, trom
  • Anneke Rot zang, accordeon
  • Laurens van der Zee zang, blokfluiten, basgitaar
  • Jitze Kopinga zang, gitaar
  • Productie Clipsound, Joseph Aldenzee
  • Opname Bert Damink, Joseph Aldenzee
  • Opnamedatum 1997
  • Hoesontwerp VORMidabel, Oploo. Fotografie: Riedel Casting Agency, Wageningen (Afb. A. Van Ostade, fragment)
  1. Jan de mulder
  2. Matelots (instr.)
  3. De koopmanszoon
  4. Blauw garen en koperdraad (instr.) 04-Blauw garen en Koperdraad.mp3
  5. Bretonse (instr.)
  6. Plompaert en z'n wijveke/Masoeurtje
  7. Tourdion (instr.)
  8. Reuzenlied 08-Reuzenlied.mp3
  9. Paardendans (instr.)
  10. Warme garnars
  11. Springt op en toont uw schoen
  12. Hobokendans (instr.)
  13. Zeemanspree
  14. Klompendans (instr.)
  15. Het voer een cuyper cuypen
  16. Schotsen (instr.)
  17. Haring is zo bon
  18. Bretonse II (instr.)
  19. Zeeuwse schotse (instr.)
  20. Sanck en wyn

Folkcorn speelt en zingt volksmuziek uit de vroege Nederlanden: dansmuziek, liedjes, balladen en madrigalen. Sommige nummers zijn gebaseerd op oude liedboeken en verzamelingen (o.a. Antwerps Liedboek, Haarlems Liedboek, Oude Vlaemsche Liederen, Oude en Nieuwe Hollantse Boerenlieties en Contredansen). Andere zijn ontleend aan de overlevering van speelman tot speelman, de traditionele manier waarop volksmuziek door de eeuwen heen is blijven leven. Zo hebben ook altijd invloeden "van buiten" op de Nederlandse muziekschat ingewerkt, via handelaren en muzikanten uit Bretagne, Hollandse, Zeeuwse en Vlaamse vissers in Schotland, enzovoort.
Sinds begin jaren '70 vertolkt Folkcorn deze aanstekelijke muziek op middeleeuwse feesten, historische manifestaties, tijdens maaltijden, concerten en educatieve voorstellingen in binnen- en buitenland. In die periode maakte de groep 3 LP's (uitverkocht) en de CD "Ghy Sotten" (Clipsound CCD 955).
De Nederlandse volksmuziek is rijker dan vaak wordt gedacht. Folkcorn's nieuwe CD "Jan de Mulder" is hiervan wederom een klinkend bewijs!
FOLKCORN - bezetting
Jitze Kopinga:zang, gitaar
Anneke Rot:zang, accordeon
Marja van der Zee:zang, trom
Laurens van der Zee:zang, sopranino, sopraan-, tenor- en basblokfluit, basgitaar
-overige instrumenten: mirliton (nr. 15) en strijkbourdon (nr. 9)-
Met dank aan: Joseph Aldenzee en Bert Damink, "Matlot" (Wageningen), Peter Riedel en Karin Gerrits (Wageningen).
Inlichtingen over de groep en de muziek: tel. 0317-420711 / 0317-418338.


1. JAN DE MULDER

Jan de mulder en zijne kulder
en zijn leren broeksken aan,
zoude zo geerne onder de lanteerne,
zoude zo geerne uit vrijen gaan.
Hier is het vlees en daar is de vis
en daar heb je 't manneke pis.
Vlees en de vis en het manneke pis
en daar is de vogel die bedrieglijk is.
Hier is de wijn en daar is de kan
en daar heb je de dronken Jan,
Wijn en de kan en de dronken Jan....
Hier is de hond en daar is de kat
en daar heb je 'd Oost-indische rat
Hond en de kat en 'd Oost-indische rat....
Hier is de man en daar is de vrouw
en daar heb je de luizenkrauw.
Man en de vrouw en de luizenkrauw....


3. DE KOOPMANSZOON

Myn moeder en myn vader, zy en onderhielden my niet.
Zy sloten my tsnachts op de strate, vandaar kwam ik gegaan,
nog en was ik niet kwalyk beraân.
Wat vond ik op myne wegen? Drie heeren zoo ryke van goed.
'k Heb hun 't goed en het geld afgenomen, verborgen onder 't ys.
't Waren drie heeren al van Parys.
Wat vond ik nog wat verder? Een mooi meisje van achttien jaar.
Ik heb ze by haar handen genomen, gebonden aan een staak,
't was een mooi meisje van achttien jaar.
Als ik mijn looze wille met dees' fiere maagd hadde volbracht.
Ik heb ze wederom losgelaten, haar huiswaarts laten gaan,
't was een mooi meisje van achttien jaar.
Te Gent al binnen de stede, waar dat ik daar at en dronk.
Toen kwam er dees' zelve maged, ze bracht my in affront,
Ja, daar waar ik at en dronk.

Te Gent al binnen de muren, waar dat ik gevangen lag.
Myn moeder kwam van de kerke en wenste my goeden dag,
Ja, waar ik gevangen lag.
"Wel zone" zei ze, "zone, en hebt gy nog geld te kort?
Hier zijn vyfhonderd florynen, koopt daarmee uw pardon,
zone, en hebt gij nog geld tekort?"
"Wel moeder", zeide hy, "moeder, 't is tyd dat gy verder gaat.
De brieven zyn gekomen dat 'k morgen sterven moet,
moeder, 'k en heb er geen geld meer van doen."
"Wel zone", zeide zy, "zone, en is het geen schande groot,
voor een koopmanszone te wezen en sterven zoo een dood,
zone, en is het geen schande groot?"
"Wel moeder" zeide hy, "moeder, 't was voor my nog meerder pyn,
voor een koopmanszone te wezen en zonder geld te zyn,
moeder, t' was voor my nog meerder pyn."
De moeder keerde haar omme, ze ging daar eenen gank,
een gank wel also verre, totdat zy aan 't water kwam,
haar jong leven 't en duurde niet lang.


6. PLOMPAART EN ZIJN WIJVEKE

Plompaart en zijn wijveke,
ze zijn te merkt gegaan,
drie uren voor de dage,
ze zijn te merkt gegaan.
Als zij te Burburg kwamen,
te Burburg op de merkt,
daar braken ze alle eieren
en de boter viel in 't slijk.
"Plompaart", zijde ze, "Plompaart,
loop huiswaarts, haal de haak,
wij zullen de boter uit trekken
voor dat zij in de gronde gaat.
't En is wel om de boter niet,
't en is maar om de doek,
'k en scheurde hem gisteravond
van Plompaarts beste broek.
"Hebt gij van mijne beste broek
een boterkleed gemaakt?
'k en heb mijn levensdage
een zulk bot wijf gehad.


8. REUZENDANS

Als de grote klokke luidt, de klokke luidt,
de reuze komt uit.
Kere weerom reuze, reuze,
kere weerom reuzegom.
Moeder hangt de pot op 't vier,
de reuze komt hier.
Moeder snijdt een boterham,
de reuze is gram.
Moeder tapt het beste bier,
de reuze is gier.
Moeder stopt alras het vat,
de reuze is zat.
Moeder geeft maar kaas en brood,
de reuze is dood.


10. WARME GARNARS

Moeder, ik wil hebben een man
(warme garnars, smorie),
die mij de kost verdienen kan
(warme garnars, smorie).
Neen mijn kind, gij zijt te jong,
gij moet nog wachten één jaar rond.
Moeder, ik ben oud genoeg,
mijn Jan is knap en wel beproefd.
Moeder, ik wil hebben een man,
die mij deez' lange winter kan
warmen....


11. SPRINGT OP EN TOONT UW SCHOEN

Springt op en toon je schoen,
't is om te zien wat dat de oude mannen al doen.
De oude mannen hebben verstand,
't is al om hun pijpje te roken, de ganse dag.
Springt op en toon je schoen,
t' is om te zien wat dat de oude wijven al doen.
De oude wijven hebben verstand,
't is al om hun potje te roeren de ganse dag.
Springt op en toon je schoen,
't is om te zien wat dat de jonge knechten al doen.
De jonge knechten hebben verstand,
't is al om hun pintje te drinken, de ganse dag.
Springt op en toon je schoen,
't is om te zien wat dat de jonge meiden al doen.
De jonge meiden hebben verstand,
't is al om hun cornetje te blazen de ganse dag.


13. DE ZEEMANSPREE

We varen voor een zeemanspree
over de zoute zee
Al gaan er nooit geen vrouwen mee
over de zoute pekelzee, over de zoute zee
En zijn we goed of slecht gezind,
we worden gedreven door de wind
We vreten bonen met azijn
Het spek is voor de kapitein
En gaan we zuipen aan de wal,
ze tappen er bier zo bitter als gal
En komt er een orkaaan voorbij,
dan is het gedaan met de koopvaardij
Dan roepen wij Neptunus aan:
"Neptunus laat ons nooit vergaan"
Als wij voor eeuwig zijn vergaan,
dan komen wij in de hemel aan
Dan krijgen wij ons laatste pree
en zuipen met Neptunus mee


15. HET VOER EEN CUYPER CUYPEN

Het voer een cuyper cuypen
so ver in Duytschelant.
Hy quam voor een taverne,
van hey so hey,
daer hy te cuypen vant.


17. HARING IS ZO BON

Haring is zo bon, bon, bon,
om eens op te drinken.
Sa, ontsteek de ton, ton, ton.
Laat de bekers klinken.
Daar, daar heb je van het nat,
drinkt vrij, er is nog meer in 't vat!
Maatje, dat geldt jou, jou jou,
zo een proper teugje.
Wil j'er tweetjes?, nou, nou, nou!
Elk die drinkt zijn meugje.
Drie, drie maakt een klaverblad,
drinkt vrij, er is nog meer in 't vat!
't Steertje moet er bij, bij, bij,
't zal te beter klemmen.
Pekelharing, wij, wij, wij,
doen jou lustig zwemmen.
Sa, sa, vrienden, haast je wat,
drinkt vrij en laat geen bier in 't vat!
't Vaatje rommelt, och, och och,
't kraantje wil niet lopen.
Heeft de brouwster nog, nog, nog?
Jawel, zou ik hopen!
Wij , wij zingen overluid:
"Ons patersvaatje dat is uit!"


20. SANCK EN WYN

Met musieck uytghelesen
den wyn moet syn ghepresen.
Laet ons trachten te achten syn crachten,
daghen en nachten.

Melancolycke pynen
doet hy terstondt verdwynen.
hy doet vluchten de suchten. Syn vruchten
zyn vol genuchten
Daer vriendtschap is gebroken
kan hy weer liefde stoken.
Want de sinnen van binnen tot minnen
kan hy verwinnen.